Staatssecretaris Hans Vijlbrief van Financiën haalt een streep door de nieuwe vermogensheffing vanaf 2022. Het nieuwe stelsel is onrechtvaardig, omdat over bepaalde beleggingen dan meer heffing betaald zou moeten worden dan zij aan rendement opleveren.
Sparen en beleggen
Volgens eerdere plannen zou er vanaf 2022 een onderscheid komen tussen spaargeld en overig vermogen. Het rendement op spaargeld zou uitkomen op ongeveer 0,1% per jaar, met een vrijstelling voor de eerste €400 belasting. Zodoende krijgen spaarders pas te maken met de vermogensheffing als zij meer dan €400.000 bezitten. Het rendement voor overige investeringen (vastgoed of beleggingen) zou worden vastgesteld op 5,3% per jaar. Bij een belastingtarief van 33% levert dat een heffing van 1,75% per jaar op. Dat rendement is volstrekt irreëel bij obligaties, waarmee beleggers het risico in hun portefeuille proberen te beperken.
Hogere drempel
Vijlbrief laat nu weten dat hij de drempel van het belastingvrije vermogen wil verhogen van €31.000 naar ongeveer €50.000. Daarmee wil hij de kleine spaarders meer ontzien. Rond Prinsjesdag in september komt er waarschijnlijk meer duidelijkheid over de wijzigingen.
En ook het voorstel van Groen Links is van tafel.
Als je hierover na gaat denken kan dit ook niet anders. Want anders zou dit betekenen dat men belasting gaat betalen over een vermogen dat niet in bezit is. Veel investeerders hebben namelijk hypotheken op hun beleggingsobjecten. Hierdoor is de belasting laag en blijft het fiscaal interessant.